18 februari 2011

Openheid rond levenseinde is noodzakelijk

De reportage over Bart Verbeeck deed de discussie over het levenseinde terug oplaaien De reportage over Bart Verbeeck deed de discussie over het levenseinde terug oplaaien

Het verschil op medisch en juridisch vlak tussen palliatieve sedatie en euthanasie is subjectief, het is dan ook aangewezen een “federale controle- en evaluatiecommissie inzake medische tussenkomsten bij het levenseinde” op te richten om misbruiken te voorkomen.

Na de Koppenreportage over de gewilde dood van Bart Verbeeck is de discussie over het levenseinde in de brede zin van het woord terug opgelaaid. Uit de reportage bleek dat hij expliciet niet voor euthanasie wou kiezen, maar wel voor palliatieve sedatie. De grens tussen beide is vaak heel dun, dat bleek uit de vele medische opiniestukken die verschenen in navolging van de pakkende reportage. Volgens de ene is het euthanasie, anderen hielden het effectief op palliatieve sedatie. Het grote punt van verschil is dat bij euthanasie de dood onmiddellijk volgt, wat bij sedatie meestal niet het geval is. Naast de medische is de juridische grens evenmin gemakkelijk te trekken. En dat laatste mag niet uit het oog verloren worden. De handelingen die een behandelende arts stelt bij euthanasie of palliatieve sedatie verschillen inhoudelijk niet zo veel. Toch is euthanasie volledig bij wet geregeld, zelfs in die mate dat er een “federale controle- en evaluatiecommissie euthanasie” werd opgericht bestaande uit artsen, juristen en mensen die beroepshalve met ongeneeslijke zieken werken. Wanneer een arts euthanasie uitvoert, dient hij een registratiedocument aan de commissie over te maken. De commissie bestudeert de registratieformulieren en kan indien er onduidelijkheden of onvolledigheden zijn, beslissen om bijkomende vertrouwelijke informatie in te winnen. De commissie heeft dus een belangrijke medische en juridische controletaak: het kan artsen informeren om onnauwkeurigheden in de toekomst te vermijden maar bovenal controleert het in onze rechtstaat of de wettelijke bepalingen inzake euthanasie werden nageleefd. Indien dit niet het geval is, dient de commissie het dossier over te maken aan het parket. Dat laatste is tot op heden nog niet moeten gebeuren.

Om al deze redenen is het aangewezen  palliatieve  sedatie - net zoals euthanasie – ook bij dezelfde of gelijkaardige commissie verplicht te laten registreren. Palliatieve sedatie komt immers tien keer vaker voor dan euthanasie, niet zelden zonder dat hierover overleg wordt gepleegd met de patiënt of familie. Ook komt palliatieve sedatie dubbel zo vaak voor in Wallonië dan in Vlaanderen. Door de opdracht van de federale controle- en evaluatiecommissie euthanasie te verruimen creëert men een buffer.

Bovendien is het ook zinnig om àlle andere vormen van medisch tussenkomen bij het levenseinde - zoals het stoppen of het niet opstarten van een behandeling of het opdrijven van pijnstillende medicatie - bij betwisting eerst te laten toetsen door deze onafhankelijke en neutrale commissie alvorens het parket te verwittigen.

Het belang van patiënt en arts komen op de eerste plaats. Het wettelijk kader moet gerespecteerd worden, dit betekent dat de arts binnen de wet moet handelen, maar ook dat de patiënt die zijn rechten op basis van de wet wil uitoefenen, dit moet kunnen doen. Wanneer een arts omwille van persoonlijke overtuigingen geen euthanasie wenst uit te voeren, dan moet dit gerespecteerd worden. Omgekeerd mag dit de patiënt niet zomaar aan zijn lot overlaten. Dit brengt ons tot de discussie van doorverwijzing. Het is een interessante piste om te onderzoeken of de commissie hier ook een controlerende taak kan in vervullen.

Het levenseinde is en blijft een gevoelig onderwerp, een open communicatie rond alle aspecten is in deze noodzakelijk.

Wim Distelmans

Jean-Jacques  De Gucht

Reageer:
  1. Naam*
  2. E-mail*
  3. Bericht*