Een betere invulling van een beleid voor de beeldende kunsten wordt immers gekenmerkt door meer decentralisatie, diversiteit qua financiële ondersteuning en indirecte subsidies. Een dergelijk beleid laat toe dat een breed spectrum van artistieke stijlen, genres en experimenten zijn weg naar het publiek vinden. Het biedt ook ruimte voor artistieke innovatie, nieuwe manieren om het esthetische naar het publiek te brengen en ondersteunt tegengestelde kritische visies op de “test of time” voor artistieke contributies. Hayek leerde ons dat gecentraliseerde planning meestal niet in staat is om “ontdekkingen” mogelijk te maken of creativiteit aan te wakkeren. De markt daarentegen heeft het voordeel dat gedecentraliseerde kennis wordt gemobiliseerd en geeft burgers en kunstenaars de kans om hun verschillende visies te testen in een omgeving met vele verschillende bronnen van financieele ondersteuning. Een blik op het veld van de kunsten leert ons de noodzakelijkheid van deze interpretatie.
Maar marktwerking alleen is niet voldoende. Er is nood aan een relatie tussen kunst en financieele stromen buiten en binnen de overheid. Dit kan op verschillende manieren tot stand worden gebracht. Een voorbeeld hiervan is een ‘tax-shelter’ voor de aankoop van kunst. Deze vorm van ‘tax shelter’, geënt op het Nederlandse model, zou er voor zorgen dat mensen kunst kunnen aankopen en hiervoor een renteloze lening kunnen aangaan bij de overheid voor vijf jaar. Tijdens deze periode is het dan ook niet toegelaten de werken door te verkopen. Hiermee zorgt men ervoor dat de aankoop van kunst aangezwengeld wordt en dat ook jonge en minder kapitaalkrachtige mensen in staat zullen zijn kunst aan te kopen van jonge, vernieuwende kunstenaars, maar ook van gevestigde namen.
De vraag welke kunst financiële ondersteuning ontvangt mag niet bepaald worden door een overheid, enkel door het publiek. Het publiek bestaat uit individuen, die geïnformeerd worden door andere individuen. Sommigen worden als experts bekeken en deze kunnen het publiek ertoe aanzetten bepaalde kunstwerken te begeren. Ook de kunstkritiek zou dus nieuwe ruimte moeten krijgen. De oude, nationalistische visie op een kunstenbeleid is gedoemd te falen en daarenboven ook gevaarlijk. Welke zin heeft het om het cultuurbeleid te voeren met de ogen enkel op de eigen navel gericht. We moeten ook andere mogelijkheden scheppen. Het wordt tijd dat er gekeken wordt naar de toekomst van de kunst en men met andere woorden een centrale subjectiviteit ruilt voor een gedecentraliseerde subjectiviteit. De overheid moet zich dus opener opstellen en er moet meer ruimte komen voor de hierboven geschetste nieuwe aanpak voor de beeldende kunsten.
Jean-Jacques De Gucht – Jong VLD Berlare Philippe De Backer – Politiek Secretaris Jong VLD Nationaal