18 mei 2013

Meemoederschap

In tegenstelling tot wat men zou denken bestaat er vandaag nog steeds een discriminatie tussen heterokoppels en homokoppels.

Na twee regeerperiodes met de liberale partij aan het hoofd, kunnen we terecht fier zijn dat België een leidende rol heeft gespeeld in het wegwerken van ongelijkheden tussen heterokoppels en homokoppels. Sinds 2003 kunnen partners van hetzelfde geslacht huwen. En sinds 2006 is het mogelijk voor twee mensen van hetzelfde geslacht om kinderen te adopteren.

Dit betekent echter niet dat het debat hierover gesloten is, integendeel. Er bestaan immers situaties waarbij twee vrouwen een kind krijgen door middel van kunstmatige inseminatie met donorzaad. Wanneer één van hen nadien bevalt van een zoon of dochter, komt juridisch en biologisch ook meteen vast te staan wie de moeder van het kind is. Logisch, want in België kan men vooralsnog niet anoniem bevallen of anders gesteld: “van de moeder is men altijd zeker”.

Tot dusver is er geen verschil tussen een heterokoppel en een homokoppel waarbij gebruik gemaakt wordt van kunstmatige inseminatie met donorzaad. Als we echter kijken naar de situatie van de partner binnen het lesbische koppel dan kunnen we niet anders dan constateren dat de wetgever hier discriminerend optreedt. De partner van de moeder heeft evenveel uitgekeken naar de geboorte van het kind, heeft haar partner op de voet gevolgd bij consultaties bij de gynaecoloog, mee de kinderkamer ingericht en ook na de geboorte verzorgt en voedt ze het kind mee op alsof het haar eigen kind zou zijn. Alleen heeft zij juridisch geen enkele band met het kind. Terwijl dit bij het heterokoppel wel het geval is.

‘Gelukkig’ kan ze in België de zoon of dochter van haar partner adopteren…

Maar een adoptieprocedure is meer dan een formalistisch gegeven. Wie wil adopteren moet geduld hebben, veel geduld. Men moet verplicht voorbereidingsprogramma’s volgen en weten dat een rechter maatschappelijke onderzoeken kan bevelen vooraleer men juridisch groen licht krijgt. Moet men zich niet afvragen of men hier de feiten niet achterna holt? Wanneer een lesbisch koppel beslist om een kind te krijgen, moet men ervan uitgaan dat dit grondig doorgesproken werd, dat dit een gedeelde kinderwens is. Iets waar men samen naar uitkijkt.

België heeft zoals reeds gesteld steeds een vooruitstrevende rol gespeeld in het wegwerken van discriminatie tussen hetero-en homokoppels en het is dan ook niet meer dan normaal dat wij oplossingen zoeken voor dergelijke situaties.

Zo wil ik voor lesbische koppels die een kind krijgen het meemoederschap mogelijk maken. Dit houdt in dat de partner van de moeder via een burgerlijke administratieve procedure kan verklaren dat zij de tweede moeder is van het kind van haar partner, zonder dat men de langdurige adoptieprocedure moet volgen. In het belang van het kind, vormt het wetsvoorstel uiteraard geen vrijgeleide: er zijn voorwaarden waaraan men moet voldoen.

Er moet sprake zijn van een standvastige relatie tussen beide vrouwen. Zo moeten ze ofwel gehuwd zijn, juridisch samen wonen of op z’n minst drie jaar feitelijk samenwonen.

Het belangrijkste is ongetwijfeld dat de moeder van het kind haar toestemming moet verlenen om haar partner toe te laten als volwaardige meemoeder te worden aanzien.

De finaliteit beoogt dat enerzijds een lange en omslachtige adoptieprocedure wordt vermeden en anderzijds een aanvaarding van het meemoederschap identiek dezelfde juridische gevolgen kent alsof dit het geval zou zijn bij een volle adoptie of bij een natuurlijke afstamming.

Ik meen dat het belangrijk is om te verduidelijken waarom mijn wetsvoorstel zich beperkt tot lesbische koppels en dus eigenlijk koppels van twee mannen uitsluit. De argumenten hiervoor zijn zowel biologisch als juridisch van aard. Door de bevalling komt de afstammingsband bij lesbische koppels sowieso met de moeder vast te staan. “Van de moeder is men zeker” luidt het devies. Dit is vanzelfsprekend niet het geval bij twee mannen. En eens de moeder vast staat, kan men de afstamming niet anders wijzigen dan door middel van een adoptie. Het doorknippen van die familiale band vormt in feite een essentieel gevolg van een volle adoptie, maar aangezien bij lesbische koppels de moederband automatisch vast komt te staan, is dit absoluut niet nodig. Integendeel, in plaats van een ouderlijke band weg te nemen, wil het wetsvoorstel er enkel en alleen één bij creëren, namelijk met de vrouwelijke partner van de moeder.

Het wetsvoorstel over het aanvaarden van het meemoederschap mag niet enkel en alleen bekeken worden vanuit de invalshoek van de partner van de moeder. Ook elementen in het belang van het kind moeten onder de loep worden genomen. Op het vlak van rechtszekerheid is het zondermeer een feit dat die positie versterkt wordt door het hebben van twee volwaardige ouders. Ze staan met twee in voor de opvoeding en de dagelijkse onderhoudsverplichting. Ook financieel betekent dit doorgaans een standvastigere situatie.

Ethische wetgeving mag geen stilstaand gegeven zijn, integendeel. Ethische wetgeving zal nooit af zijn, het moet het streefdoel zijn van politici om zo dicht mogelijk bij de noden van maatschappelijke vragen aan te sluiten. Ik streef er met mijn wetsvoorstel dan ook naar om de juridische kant van de zaak dichter te laten aansluiten bij wat maatschappelijk als vanzelfsprekend wordt beschouwd. Het biologische voordeel dat vrouwen hier hebben op homoseksuele koppels mag geen beletsel vormen om net enkel voor hen de procedure te versoepelen.

Jean-Jacques De Gucht

Reageer:
  1. Naam*
  2. E-mail*
  3. Bericht*