07 januari 2009

Een blauwe culturele lente

MEER CULTUURBELEID MET MINDER MIDDELEN

Twintig jaar na de 'warme hand' van toenmalig liberaal cultuurminister Patrick Dewael is het weer hoog tijd voor een blauwe lente, vinden Sven Gatz , Herman Schueremans en Jean-Jacques De Gucht . Bert Anciaux was ook niet slecht, volgens zijn coalitiegenoten, maar niet perfect en hij heeft wel erg veel budget nodig.

Behalve voor Eurosong kijkt minister Anciaux

zelden over de grenzen

Men zou Bert Anciaux' prestaties als minister van cultuur kunnen roemen, niet in het minst omdat hij de middelen voor Cultuur het voorbije decennium serieus deed toenemen. Toch bieden zich nieuwe uitdagingen aan waarop het huidige beleid geen antwoorden heeft. Na de vette jaren van welvaart en groei bevinden we ons in het oog van een financiële en economische storm. Het mag het duidelijk zijn dat de budgetten niet verder zullen stijgen of mogelijks zelfs zullen krimpen. Hoe kunnen we dus met minder meer doen? Hoe laten we Vlaanderen en Brussel cultureel verder bloeien?

Allereerst zijn we van mening dat er in het huidige beleid enkele elementen fundamenteel fout zitten. Zo is er het decretaal verankerde vernieuwingsdiscours voor de kunsten, waardoor een artistiek product en de werking van een gezelschap of organisatie te zwaar wordt beoordeeld op de graad van vernieuwing. Heeft een minister het prerogatief om op dergelijke manier artistiek-inhoudelijk te gaan oordelen? Daarbij komt nog dat vernieuwing in cultuur veelal vanzelf gebeurt, eerder dan dat het moet worden verordend; men zou zelfs kunnen opperen dat vernieuwing plaatsvindt ondanks een beleid, als een rebelse beweging die roeit tegen de mainstream in, zoals het hoort. Wat een overheid wel kan doen is een goede geografische spreiding garanderen - al blijft voor ons het culturele zwaartepunt wel liggen in de steden - en ervoor zorgen dat ook cultuur in al haar geuren en kleuren beschikbaar is voor de burger. Wij zetten dus op spreiding en diversiteit in als criterium voor de kunsten, eerder dan op vernieuwing.

Daarnaast is er het beruchte participatiedecreet. Participatie is een hoog goed, ook voor ons. Toch geldt daar hetzelfde: men kan en mag die niet afdwingen. Dat is paternalistisch, zelfs neerbuigend tegenover de burger en cultuurconsument en maakt inbreuk op de vrijheid van de kunstenaar. Wat dat betreft kiest men beter voor intelligente investeringen in cultuureducatie en -introductie voor kinderen, jongeren en volwassenen waarbij iedereen nog steeds over de vrijheid beschikt om zelf te kiezen. Ook cultuur is immers een kansenverhaal.

Verder heeft de minister te weinig oog voor ondernemerschap in cultuur, voor mengvormen tussen het commerciële en gesubsidieerde, en voor alles wat de landsgrenzen dreigt over te steken, een eenzame Eurosong-kandidaat daargelaten.

Open VLD heeft de voorbije jaren niet altijd even van harte maar wel loyaal dergelijke initiatieven van de minister gesteund. Nu is de tijd rijp voor een nieuwe focus, en, vooral, een grotere ambitie. Het huidige beleid vertoont lacunes ondermeer op het vlak van de internationale dimensie. Er is nood aan een grotere enveloppe voor de internationale ambities van onze culturele troeven. Daarbij denken we aan een samenwerkingsprotocol tussen de ministers van cultuur, toerisme, economie en buitenlandse aangelegenheden. Op die manier kan cultuur op een consequente manier in the picture worden gezet. Ook de contacten met onze buurlanden moeten worden aangehaald. Een niet onbelangrijke kanttekening in deze: hoe komt het dat de uitwisseling tussen de beide landsdelen quasi onbestaande is? Wij pleiten daaromtrent voor een onvoorwaardelijk cultureel akkoord en een duurzame samenwerking tussen Vlaanderen en de Franse Gemeenschap.

Aangezien de vette jaren voorbij lijken te zijn is ook een kritische blik op het financieringssysteem nodig en houden we best alle opties open om enkele hervormingen door te voeren. Elke gesubsidieerde euro mag in vraag worden gesteld. In Vlaanderen denken wij gemakkelijk dat er een onlosmakelijke band is tussen cultuur en subsidies maar dit is geen natuurwet. Uit legio historische voorbeelden blijkt dat kunst en cultuur evengoed ontstaan zonder enig beleid terzake, zonder centen, zonder infrastructuur. Uiteraard pleiten we hier niet voor de afschaffing van subsidiëring, wel voor een betere verdeling. De overheid moet zich vooral focussen op het creëren van de goede randvoorwaarden, zodat cultuurvormen spontaan tot ontbolstering komen.

In ons voorstel worden gezelschappen, organisaties en kunstenaars enkel gesubsidieerd voor hun artistieke prestaties. De overhead-kosten die ze momenteel genereren kunnen dan weer worden doorgeschoven naar de zalen die daarvoor ook een groter deel van de koek krijgen. Zo krijgt men een driedeling. Kunstenaars houden zich bezig met het artistieke. Promotie, boekhouding en logistieke omkaderingssteun komen in handen van de verschillende huizen, zalen en culturele centra die ons land rijk is. Alles wat neigt naar managements- en marketingstaken wordt overgelaten aan de markt. Zodoende wordt het artistieke succes meer afgemeten aan het aantal vertoningen en verkochte zitjes, wordt het culturele aanbod beter gereguleerd door vraag en aanbod. De kans is overigens groot dat we na een dergelijke hertekening ook nog eens meer middelen overhouden, die we dan kunnen inzetten voor een eigenlijk gebruik van internationale enveloppen en projectsubsidies.

Niet alleen heeft cultuur een belangrijke functie in tewerkstelling, het genereert ook een bloeiende economie. Tot ieders verbazing concludeerde een studie van de Europese Commissie uit 2006 dat cultuur in Europa gemiddeld 2,6procent van het bbp genereert en het daarmee ruim beter doet dan de auto- en ICT-industrie. Ook is haar groei spectaculair groter dan de andere sectoren. Hieromtrent bleef het te stil aan de deuren van Anciaux' kabinet.

Aangezien cultuur als een volwaardig element van de economie moet worden beschouwd, willen we hier ook een lans breken voor financieringsvormen die afwijken van de traditionele subsidiëring. CultuurInvest staat al enkele jaren in voor de vermarkting van culturele producten door middel van leningen en participaties. Hoewel het nog te vroeg is voor een volledige evaluatie moet al luidop worden nagedacht over een uitbreiding van het systeem. Er blijkt trouwens dat nog te veel initiatieven tussen de subsidieboot van de overheid en de private financieringskade vallen. Hierdoor worden culturele spelers eerder afgeremd om commerciële successen te boeken, wat toch zeker niet de bedoeling kan zijn.

Voorts pleiten wij voor een uitbreiding van de zogenaamde tax-shelter. In de audiovisuele sector heeft dit fiscale voordeelsysteem serieus wat potten gebroken, met onder meer mooie bezoekersaantallen en juryprijzen voor De zaak Alzheimer, Aanrijding in Moscou, Ben X en Loft als resultaat. Voor verschillende andere disciplines in de creatieve industrie zou dit een stevige duw in de rug kunnen betekenen. Ook de relatie tussen het bedrijfsleven en de kunsten zou daardoor kunnen worden geherwaardeerd. Een dergelijke uitwisseling van creativiteit kan ook in financieel moeilijke tijden leiden tot verrassende resultaten.

Sven Gatz (Open VLD) en Herman Schueremans (Open VLD) zijn Vlaams volksvertegenwoordiger, Jean-Jacques De Gucht (Open VLD) is senator.

  • Bron: De Standaard
Reageer:
  1. Naam*
  2. E-mail*
  3. Bericht*