15 juni 2018

Kunstroof bestrijden met één man

België beschikt niet over voldoende kennis of middelen om gestolen kunstgoederen op te sporen. Tijd om kunstroof serieus te nemen, vinden Katia Segers, Sabine de Bethune en Jean-Jacques De Gucht.

'Terreurorganisatie IS heeft door de handel in onder meer petroleum en kunst- en antiekvoorwerpen de voorbije jaren een oorlogskas van twee miljard euro opgebouwd', zei Europees antiterreurcoördinator Gilles deKerchove begin deze maand. Dat illegale kunsthandel een belangrijke financieringsbron van terrorisme vormt, werd nog maar eens aan­getoond eind maart. Toen hield de politie in Barcelona een antiekhandelaar aan die in 2017 illegale mozaïeken uit IS-gebied in Libië probeerde te verkopen op de Brusselse Art Fair. Vandaag stelt de Senaat een informatieverslag voor over kunstroof dat de problematiek in kaart brengt. Deconclusies zijn duidelijk: zowel de Europese Unie als België moet absoluut een versnelling hoger schakelen in de strijd tegen kunstroof en de illegale handel in kunst- en cultuurgoederen.

Bij de federale politie is de cel Kunst en Antiek verantwoordelijk voor de strijd tegen kunstroof. Begin 2014 werd beslist om deze cel te ontmantelen en vanaf 2016 te integreren op het niveau van de arrondissementen. Momenteel bestaat de cel uit welgeteld één man. Dat hield steek op papier, maar werkt niet op het terrein: de lokale politie heeft niet de kennis, het netwerk en de tools om kunstroof tegen te houden en gestolen kunstgoederen op te sporen. Hoog tijd dus om de cel Kunst en Antiek van de federale politie te reactiveren en ze uit te breiden met de nodige expertise.

In het duister tasten

Voordien bood de cel Kunst en Antiek operationele steun aan rechercheurs op het terrein. Ze volgde oplichting, heling en kunstvervalsing intensief op. Ze vulde degespecialiseerde databank met informatie over gestolen en vermiste goederen aan en verspreidde alerts om de sector snel op de hoogte te stellen van een diefstal. De cel publiceerde statistieken, nam deel aan preventieactiviteiten en hield haar documentatiecentrum up-to-date. Dat alles ligt stil bij gebrek aan mankracht en middelen.

Dat betekent concreet dat de antiquairs op de Zavel en elders in ons land compleet in het duister tasten wanneer hun objecten uit het Midden-Oosten worden aangeboden. Ook musea, erfgoedbibliotheken en verzamelaars moeten blindelings vertrouwen op de integriteit van de handelaar. Rechercheurs vonden vroeger hun weg naar de cel Kunst en Antiek als ze gestolen cultuurgoederen op het spoor waren. Na de ontmanteling van de cel, is dat veel minder het geval. Met als gevolg dat de ophelderingsgraad van kunstdiefstal in België tot nul procent is gezakt.

Sinds de cel Kunst en Antiek is opgedoekt, verwijt deinternationale gemeenschap België dat het een draaischijf is geworden voor de illegale handel in cultuurgoederen. Die reputatie omkeren is niet eenvoudig. De institutionele structuur van België vereist doorgedreven overleg en samenwerking voor een rechtlijnige, eenduidige aanpak.

Opsporing en bestraffing van kunstroof en illegale kunsthandel zijn een federale bevoegdheid, terwijl debescherming van cultureel erfgoed de bevoegdheid is van de deelstaten. Vooral in Brussel is de situatie complex. De Gemeenschappen zijn bevoegd voor het 'cultureel erfgoed'. Dat wil zeggen dat ze bevoegd zijn voor het roerend erfgoed, maar niet voor het onroerend erfgoed. Degemeenschappen kunnen dus roerende goederen klasseren die zich in hun gebouwen bevinden, maar niet de gebouwen zelf, want die zijn een gewestelijke bevoegdheid. Voor kerken en geklasseerde musea, zoals het Museum voor Schone Kunsten van Doornik, is het bovendien niet duidelijk of een goed roerend dan wel onroerend is. Biechtstoelen zijn bijvoorbeeld intrinsiek verbonden met het gebouw, en worden naargelang deinterpretatie als roerende of onroerende goederen beschouwd.

Het interfederaal overlegplatform 'Invoer, Uitvoer en Restitutie van Cultuurgoederen' dat in 2009 werd opgericht, was dan ook een belangrijk instrument van overleg. Maar sinds de ontmanteling van de cel Kunst en Antiek is ook dat platform een stille dood gestorven.

Waarop wachten we?

Internationaal bestaan er nochtans initiatieven die een beleid in België kunnen ondersteunen. Unesco ontwikkelde al in 1970 een 'Verdrag inzake de restitutie van cultuurgoederen'. Dat verdrag is vanuit internationaalrechtelijk oogpunt een cruciale pijler in destrijd tegen de illegale kunsthandel, omdat het bijdraagt tot een gelijk speelveld. Hoewel België het verdrag heeft ondertekend in 2009, is het bijna tien jaar later nog steeds niet geïmplementeerd in zijn nationale wetgeving. Nochtans ligt er sinds 2013 een hapklaar ontwerp van een omzettingswet klaar. Waarop wachten we?

Verder verwachten we een positieve ingesteldheid ten aanzien van Europese initiatieven zoals het EU-Unesco-project dat in 2018 en 2019 specifieke opleidingen wil organiseren om de kennis van de internationale, nationale en Europese regel­geving uit te breiden en te versterken. In 2018, het 'Europees jaar van het Cultureel Erfgoed' zou dat een grote stap voorwaarts zijn.

Voor België zelf ligt de sleutel (ook) zonder twijfel in een actief samenwerkingsfederalisme, de samenwerking tussen de verschillende overheden. In een complex land als het onze zijn dialoog en afstemming onontbeerlijk. Het informatieverslag 'kunstroof' is de vrucht van tien maanden dialoog over partij- en taalgrenzen heen. Het heeft ons in geen geval belet een eindverslag neer te leggen dat devolgende jaren gerust als referentiewerk rond 'kunstroof' kan doorgaan. Een waarvan de rapporteurs hopen en verwachten dat de overheden in ons land er actief mee aan de slag gaan.

Bron: De Standaard 15 juni 2018

Reageer:
  1. Naam*
  2. E-mail*
  3. Bericht*