Zowel in zijn boek 'Bekentenissen van een cultuurbarbaar' als in een interview geeft minister Sven Gatz aan het topstukkendecreet breder te willen invullen. Op zijn uitnodiging om een gedachtewisseling aan te gaan, wordt nauwelijks ingegaan. Het debat wordt integendeel verlegd naar de kunstkoopregeling. Twee dossiers worden zo onterecht vermengd in één debat.
Het topstukkendecreet heeft nood aan een bredere invulling. Oorzaak? Na vijftien jaar topstukkendecreet zijn de prijzen op de internationale veilingmarkt ontploft en is er een onoverbrugbare kloof ontstaan. Uiteraard moet Vlaanderen er alles aan doen om historische topwerken van eigen bodem binnen de landsgrenzen te houden. We moeten in onze musea kunnen genieten van de topkunstenaars uit ons verleden. Waar mogelijk moet de Vlaamse regering dan ook inspanningen leveren. Maar met één miljoen euro op jaarbasis spring je niet ver, zo leren de buurlanden ons.
Koop vandaag de onbetaalbare Rubens van morgen
Dit jaar telden Nederland en Frankrijk 160 miljoen euro neer voor twee werken van Rembrandt. Beide landen zullen ze alternerend tentoonstellen. Valt het in tijden van besparingen te verantwoorden dat een overheid dit bedrag neertelt? Een retorische vraag die bij een goede beleidsmaker meteen een nieuwe vraag opwerpt: "Kunnen we hieraan remediëren zodat we ook in de toekomst kunnen genieten van onze topkunstenaars?" Het antwoord is ja. Maar dan enkel als we naast de topstukkenlijst ook gericht werken kopen van de betaalbare jonge kunstenaar van vandaag die de onbetaalbare Rubens van morgen kan zijn.
Op 21 oktober wordt de minister tijdens de plenaire vergadering van het Vlaams parlement ondervraagd over zijn 'ballonetje'. De verlangde gedachtewisseling lijkt succesvol opgestart. Maar al gauw verglijdt de discussie. "Er moet wel degelijk geïnvesteerd worden in jonge kunstenaars", luidt het, "maar waarom wordt er dan niet gedacht aan een kunstkoopregeling?" Intellectuele oneerlijkheid sluipt in het debat. De indruk wordt gewekt dat de kunstkoopregeling nooit op tafel heeft gelegen. Maar vooral wordt de oorspronkelijke discussie ter zijde geschoven door een nieuwe te openen.
Investeer in de Rubens van morgen
De nieuwe discussie is echter zonder voorwerp. Reeds van het begin van de legislatuur ligt de kunstkoopregeling namelijk op tafel. Ze wordt vermeld vanaf de beleidsnota in 2014 tot en met de beleidsbrief cultuur van twee weken geleden. Dit hoeft ook niet te verbazen. Via aanvullende financiering de culturele sector extra zuurstof bieden, is een van de speerpunten van het beleid voor de komende jaren. In het voorjaar komt de minister met zijn witboek aanvullende financiering.
De kunstkoopregeling zal daarbij een van de instrumenten zijn die hierin opgenomen wordt. Door een renteloze lening aan te bieden, maakt het een grote groep particulieren warm voor het kunstgebeuren. Tegelijkertijd versterkt het de economische positie van galerijen en - voornamelijk - jonge kunstenaars.
Intellectuele eerlijkheid
Met de geplande kunstkoopregeling investeren we in de Rubens van morgen. En met de bredere invulling van het topstukkendecreet kunnen we de werken van deze Rubens van morgen kopen voor ze onbetaalbaar zijn.
Maar beide beleidskeuzes staan verder los van elkaar. Beide hebben een ander prioritair doel voor ogen. Door private middelen uit de private sector te halen, creëren we met de kunstkoopregeling een vruchtbare voedingsbodem voor jonge kunstenaars. Door een deel van de publieke middelen uit het kopstukkenfonds te spenderen aan de werken van jonge kunstenaars, tonen we ons een overheid die door toekomstgericht te denken als een goede huisvader met zijn belastinggeld omspringt.
Terug wat intellectuele eerlijkheid in het debat brengen, is dan ook op zijn plaats. Ten eerste wordt er eindelijk, in tegenstelling tot de vorige legislaturen, werk gemaakt van de implementatie van de kunstkoopregeling. Dit nu naar voor schuiven is in feite zelfs het erkennen van een beleidsfalen in de vorige legislatuur. Ten tweede door terug te komen tot de grond van het oorspronkelijke debat. Namelijk naast de topstukkenlijst ook kijken naar de werken van jong talent. Enkel zo vermijden we achter voldongen feiten waar de internationale kunstmarkt ons voor stelt aan te hollen. Dit is de discussie die nu op tafel ligt. Van de kunstkoopregeling wordt immers al werk gemaakt.
De Morgen (online) 06 november 2015