Na de gruwelijke aanslag op het hoofdkantoor van Charlie Hebdo hebben verschillende ministers, elk vanuit hun bevoegdheid en beleidsniveau, maatregelen aangekondigd. De achillespees is een gebrek coördinatie; de hervormde senaat het uitgelezen instrument om de verscheidenheid aan initiatieven op elkaar af te stemmen.
We zeggen en schrijven zeven januari omstreeks twaalf uur. Drie gemaskerde mannen plegen een aanslag op het satirische weekblad Charlie Hebdo. Wereldwijd wordt de wandaad veroordeeld als een flagrante aanval op de vrijheid van meningsuiting, een grondwaarde van onze democratie -net als de vrijheid van religie trouwens-. Net tijdens deze vuurproef voor onze samenleving toonden burgers in heel Europa de weerbaarheid van onze democratie. Afgezien van enkele dissonante stemmen, zoals deze van de Duitse anti-islambeweging Pegida, luidde de boodschap klaar en duidelijk dat aan onze basiswaarden niet getornd wordt. Het culminatiepunt volgde zondag met de stille mars in Parijs. Een oorverdovende boodschap van 1,5 miljoen betogers, verenigd door een rotsvast vertrouwen in de rechten en vrijheden die onze hyperdiverse Europese beschaving kenmerken.
Een verscheidenheid aan maatregelen
Dit breed gedragen antwoord op de terreur is van onschatbaar belang. Onze democratie mag namelijk nooit beschouwd worden als permanent verworven. In haar bescherming is voor ons, beleidsmakers, een belangrijke rol weggelegd. In de eensluidende boodschap van de burgersamenleving school dan ook niet toevallig een oproep aan het adres van de verkozenen in onze democratie. Namelijk dat het onze taak is de radicalisering die de waarden van onze democratie op de helling dreigt te zetten, te bestrijden. De afgelopen dagen namen alvast verschillende politieke eminenties hun verantwoordelijkheid op. Eén na één gaven ze vanuit hun eigen bevoegdheid aan welke acties we van hen mogen verwachten. Initiatieven die trouwens veelal reeds in de diverse regeerakkoorden waren opgenomen.
De oplijsting van al deze aangekondigde acties in De Morgen (13/01) toont alvast wat een gecompliceerd amalgaan deze maatregelen zullen zijn. Dit hoeft niet te verwonderen. Het gif dat bestreden moet worden, is namelijk zelf een uiterst complex gegeven. Het is het voorwerp van een globale veiligheidsstrijd tegen een grensoverschrijdend netwerk dat voorziet in een arsenaal aan haatpreken en wapens. De voedingsbodem wordt onder andere gevonden in een gebrek aan kansen en een queeste naar een eigen identiteit en lotsverbondenheid. Een beleid dat onze maatschappij wil wapenen tegen extremisme laat zich logischerwijs dan ook niet onder één noemer vangen. Sommige maatregelen zijn op preventie gericht, andere op symptoombestrijding. Sommige initiatieven komen vanuit de deelstaten, anderen zijn geïnstrueerd vanuit het federale beleidsniveau. Zo wil de Vlaamse regering terecht via ons onderwijs onze jongeren voorbereiden op onze vrije samenleving. En zo onderzoekt onze federale regering of we -in geval van dubbele nationaliteit- iemands Belgische nationaliteit kunnen ontnemen wanneer deze zich zondigt aan terrorisme.
De senaat als coördinerende ontmoetingsplaats
Willen we echter garanderen dat dit diffuus geheel aan beleidskeuzes elkaar versterkt en niet tegenwerkt, zal er nood zijn aan communicatie en coördinatie. De hervormde senaat is daartoe de uitgelezen plaats. Sinds de zesde staatshervorming is zij immers meer dan ooit gebombardeerd tot de ontmoetingsplaats van de deelstaatparlementen en het federale beleidsniveau. De taak om het beleid van deze verschillende beleidsniveaus op elkaar af te stemmen, is het rode halfrond dan ook op het lijf geschreven. De oprichting van een werkgroep radicalisering in de schoot van de commissie institutionele aangelegenheden is daarom aangewezen om te komen tot een coherent beleid met maatregelen tegen radicalisering op de korte én lange termijn die mekaar aanvullen. Op die manier geven wij, als verkozenen van onze democratie, gehoor aan de oproep van onze burgers.